Hooggevoeligheid en trauma
door Marian van den Beuken
Ik krijg nogal eens
vragen over de relatie tussen klachten ten gevolge van trauma en
hooggevoeligheidsklachten. Ik vind het een belangrijke vraag en
tegelijkertijd ook iets van de orde van de kip of het ei.
Ik
denk dat de klachten van hoog gevoelige mensen die chronisch
overprikkeld en overbelast zijn, vaak overeenkomen met traumaklachten.
Ik wil niet op de stoel van een psychiater gaan zitten, maar ik vraag me
wel eens af of op chronisch zwaar overbelaste HSP’s niet vaak de
diagnose posttraumatische stressstoornis van toepassing is. Alleen is
het trauma dan niet een aan te wijzen gruwelijke gebeurtenis maar een
langdurig blootstaan aan overbelasting van het kwetsbare zenuwstelsel
door heftige prikkels van grovere aard, zoals lawaai, drukte, ruwe
bejegeningen, negativiteit, een te grote diversiteit aan signalen als
negatieve stemmingen, dubbele boodschappen, stress, te fel of te weinig
licht, bepaalde voedingsmiddelen, medicijnen, geuren.
In therapie
wordt vaak naar oorzaken van ‘het trauma’ gezocht. De cliënt is zelf ook
al eindeloos bezig geweest, oorzaken te zoeken voor de klachten. Er
wordt dan niets gevonden wat een trauma kon veroorzaken. Maar het trauma
zit in de directe leefomgeving en die is voor HSP’s zo gewoon – ze
hebben er immers vanaf hun babytijd in geleefd – dat ze niet weten dat
er ook andere leefomstandigheden bestaan. Ze zijn als vissen die in
vervuild water leven en zich afvragen wat ze toch verkeerd hebben gedaan
of wat ze toch verdrongen hebben dat ze zoveel klachten hebben.
Als
ik naar mijn eigen geschiedenis kijk: ik heb zelf vaak allerlei
klachten van cliënten met een verleden van seksueel misbruik in mezelf
herkend, terwijl zoiets voor zover ik weet, in mijn leven nooit heeft
plaatsgevonden. Ik denk wel dat er stelselmatig inbreuk is gemaakt op
mijn grenzen en mijn persoonlijke integriteit. Achteraf zie ik dat mijn
ouders en mijn oudste zus behoorlijk getraumatiseerd waren door de
oorlog. Ze waren niet in staat, een gezonde leefomgeving te creëren voor
de jongere kinderen. Ik ben er uiteindelijk behoorlijk bovenuit
gegroeid, maar heb toch nog steeds momenten waarop ik weer overvallen
word door ‘onverklaarbare ‘ klachten, die ik dan maar weer toeschrijf
aan mijn ‘bagage’. Niet aan het feit dat ik hooggevoelig ben, wel aan
het feit dat ik in een omgeving ben opgegroeid die met name voor een HSP
heel ongezond was. Elke keer als ik een nieuw veld van groei in stap,
lijken deze klachten opnieuw geactiveerd te worden. Dit lijkt dan
misschien even een terugval, maar ze blijken wel steeds sneller te
verdwijnen.
Ik
denk dat juist hoogsensitieve mensen die in een getraumatiseerde
omgeving zijn opgegroeid vaak dragers zijn van het leed van de ouders en
voorouders. Ze zijn grenzeloos en staan veel te ver open doordat ze
van baby af aan hun antennes gericht hebben op het leed van de ouders.
Baby’s doen niets liever dan hun ouders plezieren en blij maken. Zie
het bekende boek Het drama van het begaafde kind [1]van
Alice Miller; ik krijg steeds meer het idee dat de schrijfster met het
begaafde kind het gevoelsbegaafde, het hoogsensitieve kind bedoelt.
Sinds ik kleinkinderen heb en baby’s van dichtbij in hun omgeving
observeer met de kennis en ervaring die ik nu heb, vind ik het schokkend
te zien hoezeer volwassenen bezig zijn, naar de gunst van een baby te
dingen. Ze willen bijna allemaal voortdurend dat de baby tegen hen
lacht. Alsof een baby nooit eens iets anders te doen heeft. Deze
volwassenen zijn niet bezig, de baby aandacht te geven, nee, ze willen
zelf de aandacht van de baby. Het is voor mij af en toe bizar om te zien
maar het wordt wel normaal geacht. Ik weet heel goed hoe helend de
intimiteit met een baby kan werken. Maar lang niet alle volwassenen
weten daarbij een gezonde afstand in acht te nemen, zodat de baby er
vooral voor zichzelf kan zijn. Volwassenen hebben vaak geen idee dat ze
in dit opzicht beschermers zouden moeten zijn en zeker voor
hoogsensitieve baby’s.
Volgens Indra T. Preiss[2],
die veel met hoogsensitieve mensen werkt in familieopstellingen, gaat
het hoogsensitieve kind als er problemen zijn in de familie,
bijvoorbeeld langdurige spanningen in de relatie van de ouders, zijn
gevoeligheid gebruiken om de ouders te ‘helpen’, te ‘bemiddelen’, door
‘bondgenoot’ van een van de ouders te worden of juist de ouders van hun
problemen af te leiden door bijvoorbeeld ziek te worden of zich lastig
te gaan gedragen. Wat het kind ook doet, het krijgt het zwaar, doordat
het eigenlijk de problematiek van de volwassenen op zich neemt en niet
meer voluit kind kan zijn.
Wat daar naar mijn idee nog bij komt,
is dat het vaak beloond wordt voor meegaand of ondersteunend gedrag naar
de ouders, terwijl geen volwassene ziet dat het kind tegen zijn eigen
kinderlijke aard in aan het gaan is. Ook hier ontbeert het kind de
bescherming van volwassenen in zijn omgeving en het ontwikkelt dan ook
een overtuiging dat het verantwoordelijk is voor het welzijn van anderen
en dat er niemand is die zijn wezenlijke wel-zijn in de gaten houdt.
Dit wordt dan de ‘natuurlijke’ gang van zaken. Veel hoogsensitieve
mensen krijgen hier pas in de loop van hun volwassen leven zicht op.
‘Juist omdat HSP’s enorm gevoelig zijn voor het leed van anderen, zijn zij bijna automatisch de meest belaste personen van heel het familiesysteem’, zegt Indra T. Preiss.
Nog lastiger
wordt het voor het gevoelige kind als er in vroegere generatie van zijn
familie een onverwerkt trauma speelt. Dat kan bijvoorbeeld het
oorlogsverleden van de grootvader zijn, de aan wiegendood gestorven
tante of de vroeg gestorven vader van de moeder . Het hoog sensitieve
kind pikt de verstoring op en draagt die onbewust met zich mee, soms met
gevolgen als depressie, concentratieproblemen of ziekte. De latere
volwassene, voelt dan een zware emotionele last op zijn schouders of is
gewoon niet gelukkig. Door deze grote belasting wordt hooggevoeligheid
eerder als vloek dan als zegen ervaren.
Kortom, trauma en
hooggevoeligheid kunnen erg met elkaar verweven zijn. Als je mensen hier
in begeleidt, maakt het eigenlijk niet uit van welk vertrekpunt je
start. Iedere hulpvraag waar een cliënt mee komt, is prima. Als je het
een aanstipt, komt het ander meteen mee.
Persoonlijk vind ik het
niet zo belangrijk om in het begin al meteen te weten wat precies de
oorzaak is. Ik werk zelf liever visiegericht dan probleemgericht. Ik
bedoel daarmee dat ik, als een cliënt een probleem schetst, ik op zoek
ga naar het verlangen dat onder dat probleem ligt. Daarmee is het
probleem niet onmiddellijk opgelost, maar de cliënt wordt al wel blij
van het beeld dat opgeroepen wordt: datgene waar hij of zij naar toe
wil. Hier wordt het contact met de bron, de heelheid gemaakt en wordt de
helende vibratie geactiveerd. Datgene waar je energie aan geeft, wordt
versterkt. Geef je energie aan angst, dan versterk je de angst. Besteed
je voortdurend aandacht aan boosheid of wrok, dan versterk je die. Help
je de cliënt dus een beeld te scheppen van degene die hij of zij
werkelijk van binnenuit is en wil zijn en besteedt deze daar ook
dagelijks aandacht aan, dan wordt stap voor stap die positieve energie
versterkt. Dat brengt het doel steeds dichterbij. En onderweg daarheen
komt er als vanzelf meer inzicht in de oorzaak van het probleem.
Marian van den Beuken
Reacties
Een reactie posten